Wat te doen met de spaartax (VII)
Nieuws - 22 april 2022

Wat te doen met de spaartax (VII)

 

Het is raadzaam stil te staan bij de contouren van de vermogensaanwasbelasting waarvan het voornemen van het kabinet is dat in 2025 in te voeren en wat dit voor effect heeft voor Onroerend Goed.

Bij een vermogensaanwasbelasting wordt jaarlijks belasting geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht) en de ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies over aandelen, waardestijging of waardedaling van onroerend goed). Dit komt dan in de plaats van het huidige forfaitaire rendement in box 3.

In box 3 vallen veel verschillende soorten onroerende zaken. Hierbij kan gedacht worden aan woningen (met uitzondering van de eigen woning), bedrijfspanden en gronden (die niet tot het ondernemingsvermogen in box 1 behoren). Het rendement op onroerende zaken bestaat uit de jaarlijkse waardemutatie van de onroerende zaken en de reguliere inkomsten, zoals huur en pacht.

In het coalitieakkoord is afgesproken om de waardeontwikkeling van onroerende zaken tijdelijk forfaitair te blijven belasten, waarbij zo snel als mogelijk de overstap wordt gemaakt naar een heffing op basis van werkelijk rendement.

Achtergrond hiervan is dat de benodigde gegevens niet voldoende beschikbaar of geschikt zijn om de waardeontwikkeling te belasten. De WOZ-waarde op de waardepeildatum van 1 januari van het belastingjaar, die voor veel onroerende zaken in box 3 van toepassing is, wordt pas na afloop van het belastingjaar vastgesteld door middel van een WOZ-beschikking. De waarde op 1 januari en 31 december is daardoor te laat beschikbaar om de belastbare waardemutatie in het belastingjaar te kunnen vaststellen.

Onderzocht zal moeten worden welke andere gegevens eventueel via ketenpartners beschikbaar kunnen komen. De inkomsten zoals huur en pacht uit onroerende zaken worden in het nieuwe stelsel wel naar het werkelijke rendement belast. Hierbij moet nog onderzocht worden of en in welke mate de informatiepositie van de Belastingdienst hieromtrent kan worden verbeterd.

Voor het belasten van de reguliere inkomsten zijn gegevens nodig over bijvoorbeeld huur en pacht en andere gebruiksvergoedingen zoals opbrengsten bij het ter beschikking stellen van de gevel voor reclamedoeleinden en gegevens over de kosten (investerings-, onderhouds- en financieringskosten).

Ook gedurende het tijdelijke forfaitaire rendement voor de waardeontwikkeling van onroerende zaken zal de belastingheffing over onroerende zaken in box 3 meer gaan aansluiten bij het werkelijke rendement dan op dit moment het geval is.

Het toe te passen forfait wordt gebaseerd op het rendement van uitsluitend onroerende zaken en benadert daardoor het daadwerkelijk op de onroerende zaken behaalde rendement veel beter dan het huidige forfaitaire stelsel. Bij de vaststelling hiervan is het belangrijk om deze maatregel in samenhang te bezien met andere, in het coalitieakkoord aangekondigde, maatregelen die een dempend effect hebben op het rendement op verhuur van onroerende zaken, zoals onder andere de verhoging van de overdrachtsbelasting, het invoeren van huurprijsbescherming in het middenhuursegment en een bovengrens op de WOZ-waarde.

In dit kader zullen in een vroeg stadium bij de uitwerking van het wetsvoorstel box 3 de effecten van de verschillende maatregelen en de samenhang daartussen in beeld worden gebracht zodat er een integraal beeld ontstaat. Voorts heeft de andere behandeling van schulden tot gevolg dat schulden en bezittingen niet meer worden gesaldeerd. Het zal dus niet meer mogelijk zijn voor belastingplichtigen om de waarde van hun bezittingen, waaronder onroerende zaken, in box 3 te salderen met de waarde van hun schulden in box 3.

Verder is in het coalitieakkoord afgesproken om, vooruitlopend op het nieuwe stelsel per 2023, de leegwaarderatio af te schaffen waardoor het rendement op verhuurd vastgoed in box 3 meer zal gaan aansluiten bij de praktijk.