Het kabinet vindt het belangrijk dat zelfstandig ondernemers vrijheid en ruimte houden om te ondernemen, én dat dit gebeurt in lijn met de regels die daarvoor gelden. In te veel gevallen gebeurt dat nu niet.
Om de balans te herstellen zet het kabinet in op:
1. een gelijker speelveld tussen contractvormen,
2. meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige,
3. verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid.
Ad 1:
Maatregelen die al zijn genomen betreft de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek en afschaffing van de fiscale oudedagsreserve en een verder uit te werken verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
Ad 2:
Doel van deze maatregel is de duidelijkheid te vergroten voor werkenden, werkgevenden, uitvoeringsorganisaties en rechtspraak. Dit is niet alleen gericht op het bieden van bescherming van diegenen die daarop recht hebben, maar ook om echte zelfstandigen meer duidelijkheid te geven over de ruimte om te ondernemen. Het kabinet wil de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek verduidelijken. De drie hoofdelementen (materieel gezag, inbedding van het werk en zelfstandig ondernemerschap) structureren voor de praktijk de open norm van ‘werken in dienst van’. Deze hoofdelementen worden de komende tijd verder ingevuld en uitgewerkt.
Ook werkt het kabinet aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief. Dit rechtsvermoeden is vooral gericht op werkenden met een minder goede onderhandelingspositie. Een tariefgrens kan hierbij een goede en relatief eenvoudige indicatie bieden. Welke tariefgrens uiteindelijk wordt gehanteerd, wordt nader onderzocht.
Ad 3:
Handhaving is noodzakelijk om een toekomstbestendige arbeidsmarkt en een houdbaar belasting- en sociale verzekeringsstelsel te ondersteunen. Op dit moment vindt de beoordeling op de kwalificatie arbeidsrelatie voor de loonheffingen plaats binnen de kaders van het handhavingsmoratorium dat het kabinet heeft ingesteld. Dat betekent dat corrigerend wordt opgetreden in geval van kwaadwillende onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie of als aanwijzingen van de Belastingdienst, dat sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd. Het kabinet heeft de ambitie de handhaving, binnen de mogelijkheden van de bestaande wet- en regelgeving, op korte termijn te versterken en verbeteren en uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium volledig op te heffen.
Voor de hele voortgangsbrief klik HIER