Verzuimboetebeleid Belastingdienst
Nieuws - 10 oktober 2022

Verzuimboetebeleid Belastingdienst

Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over het verzuimboetebeleid van de Belastingdienst (zie: HIER).

In het belastingrecht kunnen twee soorten bestuurlijke boetes worden opgelegd: verzuimboetes en vergrijpboetes. Het opleggen van een bestuurlijke boete is een vorm van bestraffing. Dit heeft drie belangrijke gevolgen.

1. Welke bepalingen zijn strafbaar
Ten eerste moet, gelet op het nulla poena-beginsel (‘geen straf zonder voorafgaande wettelijke bepaling’), uit de wet volgen welke gedragingen strafbaar zijn. De volgende gedragingen als gelden als beboetbaar verzuim:

  1. het niet of niet tijdig doen van aangifte;
  2. het niet, niet tijdig, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangifte loonheffingen;
  3. het niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet tijdig op aangifte betalen; en
  4. het niet voldoen aan bepaalde informatieverplichtingen.

Voor deze gevallen bepaalt de wet dat een verzuimboete kan worden opgelegd tot een in de wet bepaald maximum. Het betreft dus een discretionaire bevoegdheid van de inspecteur, waarmee een bepaalde mate van vrijheid aan de inspecteur wordt toegekend.

2. Afwezigheid van alle schuld (avas)
Het tweede belangrijke gevolg van de omstandigheid dat het opleggen van een bestuurlijke boete een vorm van bestraffing is, is dat geen straf kan worden opgelegd indien alle strafrechtelijk relevante schuld ontbreekt. Dit is het beginsel van ‘geen straf zonder schuld’. Dit betekent dat geen verzuimboete kan worden opgelegd als de belastingplichtige geen enkel verwijt kan worden gemaakt (afwezigheid van alle schuld).

3. Proportionaliteitsbeginsel
Het derde belangrijke gevolg van de omstandigheid dat het opleggen van een bestuurlijke boete een vorm van bestraffing is, is dat het proportionaliteitsbeginsel van toepassing is. Dat betekent dat de hoogte van de boete evenredig moet zijn aan de aard en de ernst van de beboetbare gedraging. Bij de meeste verzuimboetes zal, vanwege de geautomatiseerde wijze van oplegging, individueel getinte straftoemeting (waaronder proportionaliteit) overigens pas in bezwaar aan de orde kunnen komen. De inspecteur houdt in bezwaar daarom rekening met omstandigheden die aanleiding geven tot een lagere of een hogere boete. Deze omstandigheden vormen het sluitstuk van de behoorlijke straftoemeting bij bestuurlijke boetes.

Straf verminderende en straf verzwarende feiten en omstandigheden
Bij het in aanmerking nemen van individuele omstandigheden vindt een afweging plaats tussen strafverminderende en strafverzwarende feiten en omstandigheden. Het resultaat van de afweging leidt tot een boete die passend is voor de geconstateerde beboetbare gedraging. Gelet hierop is de inspecteur bij de uiteindelijke vaststelling van de hoogte van de boete dus niet gebonden aan vaste bedragen of percentages. De hoogte van de boete kan zowel met een bepaald bedrag als met een bepaald percentage worden verlaagd of verhoogd. De boete kan echter nooit meer bedragen dan het wettelijk maximum. 

Tot slot
De Belastingdienst tracht een balans te vinden tussen het algemeen belang enerzijds en het individuele belang anderzijds. De belastingplichtige kan in de bezwaarfase op een laagdrempelige manier ervoor zorgen dat de inspecteur over alle relevante feiten en omstandigheden komt te beschikken, wat de inspecteur in staat stelt om bij het opleggen en in de bezwaarfase heroverwegen van een verzuimboete het beoogde maatwerk te leveren. In de invordering is en wordt de menselijke maat meer centraal gesteld, bijvoorbeeld door beter te kijken naar de mogelijkheden voor het treffen van een betalingsregeling. In het verzuimboetebeleid wordt ook rekening gehouden met actuele ontwikkelingen. Daarbij valt niet alleen te denken aan jurisprudentie maar ook aan de coronacrisis. Deze crisis is vrijwel direct aanleiding geweest om het verzuimboetebeleid te versoepelen. Zo wordt onder bepaalde omstandigheden een betalingsverzuimboete ambtshalve vernietigd of blijft het opleggen van een verzuimboete achterwege. 

Dat neemt niet weg dat het verzuimboetebeleid gelet op bijvoorbeeld het rapport van de Commissie en de vigerende begrotingsregels kritisch tegemoet kan worden getreden. Om die reden wil de staatssecretaris onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om op termijn een nieuw verzuimboeteregime te ontwikkelen dat recht doet aan enerzijds het algemeen belang en anderzijds het individuele belang. Bij dit onderzoek worden ook de criteria budgettaire inpasbaarheid én uitvoerbaarheid betrokken.