Lager gebruikelijk loon a.g.v. discontinuïteit
Nieuws - 12 mei 2023

Lager gebruikelijk loon a.g.v. discontinuïteit

Onlangs heeft het Gerechtshof recht gewezen in een zaak betreffende het zogenaamde gebruikelijk loon.

Het Hof heeft het volgende bepaald:

Deel I

1.    Niet in geschil is dat belanghebbende:

a.    is uitgenodigd tot het doen van aangifte,

b.    de daarvoor gestelde termijn ongebruikt heeft laten verstrijken, en

c.    tevens geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om aangifte te doen binnen een door de Inspecteur bij aanmaning gestelde termijn.

2.    Dit brengt mee dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan en dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard.

3.    Dit brengt mee dat belanghebbende moet doen blijken, dat wil zeggen overtuigend dient aan te tonen, dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.

De conclusie van deel I is dus dat de belanghebbende het zich onnodig moeilijk heeft gemaakt met het zich niet houden aan het tijdig doen van aangifte met als gevolg de omkering van de bewijslast.

Deel II

1.    Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met de door hem in hoger beroep overgelegde jaarstukken en aangiften vennootschapsbelasting overtuigend aangetoond dat het gebruikelijk loon op een lager bedrag dan de wettelijke norm kan worden bepaald.

2.    Het Hof stelt dat in bepaalde situaties het loon lager kan liggen dan het voornoemde normbedrag als bijvoorbeeld sprake is van een slechte financiële positie van de vennootschap en de verlaging van het loon voortvloeit uit het waarborgen van de continuïteit van het bedrijf.

3.    De financiële positie was zodanig zorgwekkend dat de continuïteit niet langer gewaarborgd zou zijn indien een gebruikelijk loon op basis van de wettelijke norm in aanmerking wordt genomen. Het zou ook de mogelijkheid ontnemen (bescheiden) investeringsbeslissingen te nemen ter waarborging van de continuïteit van de onderneming voor de toekomst.

De conclusie van deel II is dus dat de discontinuïteit een argument is het gebruikelijk loon lager dan de norm te stellen.

Deel III

Hetgeen in deel II is gemeld, betekent echter niet dat helemaal geen gebruikelijk loon in aanmerking hoeft te worden genomen. Niet in geschil is immers dat belanghebbende werkzaamheden heeft verricht voor de Holding. Bovendien vermeldt zowel de aangifte IB/PVV van belanghebbende als de aangifte vennootschapsbelasting een bedrag aan loon respectievelijk personeelskosten en is een bedrag aan loonheffing ingehouden en afgedragen. Het Hof stelt het gebruikelijk loon daarom conform de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV 2018 vast op € 10.240 en niet de toen geldende wetteljke norm van € 45.000.