Beleid m.b.t. voorziening na baksteenarrest
Nieuws - 26 september 2022

Beleid m.b.t. voorziening na baksteenarrest

De Hoge Raad heeft in het arrest van 26 augustus 1998, nr. 33 417, (BNB 1998/409), – veelal aangeduid als het Baksteenarrest – zijn standpunt met betrekking tot de voorwaarden voor het vormen van fiscale voorzieningen na ongeveer 40 jaar gewijzigd. Hij oordeelde dat het voor passivering gestelde vereiste van een op de balansdatum bestaande rechtsverhouding niet langer moet worden gehandhaafd.

In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de bepaling van de winst voor een zeker jaar ter zake van toekomstige uitgaven een passiefpost mag worden gevormd, indien die uitgaven:

  1. hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden, die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan;
  2. er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat zij zich zullen voordoen; en
  3. ook overigens aan die periode kunnen worden toegerekend.

Voorwaarde 1
De Hoge Raad overweegt dat in een zeker jaar een passiefpost mag worden gevormd indien toekomstige uitgaven hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden, die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan. Deze voorwaarde betekent dat het kostenveroorzakend feit zich voor de balansdatum moet hebben voorgedaan. Ik merk daar nu reeds bij op dat daarmee nog niet vaststaat dat de toekomstige uitgaven ook aan die periode dienen te worden toegerekend. Daarvoor moet namelijk ook zijn voldaan aan de voorwaarden 2 en 3.

Voorwaarde 2
Deze voorwaarde houdt in dat er per balansdatum een redelijke mate van zekerheid moet bestaan dat de toekomstige uitgaven zich zullen voordoen. In het verleden hanteerde de Hoge Raad het criterium van de ‘behoorlijke kans’ (vgl. het arrest van 19 juni 1996, nr. 30 823, BNB 1996/264); een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

Voorwaarde 3
De derde voorwaarde die aan het vormen van een voorziening wordt gesteld, is dat de uitgaven ‘ook overigens’ kunnen worden toegerekend aan de periode tot en met balansdatum. Deze voorwaarde is in het baksteenarrest niet gewijzigd zodat de bestaande jurisprudentie op dit onderdeel van betekenis blijft. Aan voorwaarde 3 wordt volgens die jurisprudentie voldaan indien aannemelijk is dat bepaalde toekomstige bedrijfsuitgaven:

  • a. niet zijn toe te rekenen aan toekomstige voordelen, en
  • b. ook naar hun aard geen kosten zijn van de toekomstige jaren.

Het is alsdan niet in strijd met goed koopmansgebruik om kosten – die in de toekomst tot uitgaven leiden – ten laste te brengen van het jaar waarin de voorwaarden 1 en 2 zijn vervuld, mits de omvang van de toekomstige uitgave redelijkerwijs kan worden geschat.