Belastingplicht stichtingen en verenigingen
Nieuws - 4 april 2022

Belastingplicht stichtingen en verenigingen

 

Om de belastingplicht van stichtingen en verenigingen vast te stellen, moet er eerst worden vastgesteld of de stichting of vereniging een onderneming drijft. Onder het drijven van een onderneming wordt mede verstaan een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid waardoor in concurrentie wordt getreden met ondernemingen.

Vervolgens moet gekeken worden of er met de ondernemingsactiviteiten ook daadwerkelijk winst wordt gegenereerd, oftewel of de jaarwinst al dan niet meer bedraagt dan € 15.000 en de jaarwinst van de voorafgaande afgelopen 4 jaren tezamen al dan niet meer bedraagt dan € 75.000.

Komt de jaarwinst boven deze drempel(s) uit, dan is er dus sprake van belastingplicht van de stichting en vereniging, maar dan alleen voor het deel waarvoor zij in concurrentie treedt. In de wet staan ook de woorden 'voor zover'.

De Hoge Raad heeft onlangs bepaald hoe met de drempels omgegaan moet worden. Vandaar dat de staatssecretaris een nieuw besluit heeft uitgevaardigd. Daarin is opgenomen dat de staatssecretaris voortaan goedkeurt dat:

"Als bij een stichting of vereniging in een jaar belastingplicht voor de vennootschapsbelasting is aangenomen die in strijd is met het arrest van de Hoge Raad, wordt bij die stichting of vereniging geen eindafrekeningswinst in aanmerking genomen als die stichting of vereniging in het daaropvolgende jaar is vrijgesteld. Deze goedkeuring geldt vanaf de datum van het arrest."