Afschrijving zonnepanelen nog verder aan banden gelegd?!
Nieuws - 12 juni 2023

Afschrijving zonnepanelen nog verder aan banden gelegd?!

Alhoewel al in 1989 de familie Sjoerdsma als eerste Nederlandse huishouden koos voor zonnepanelen, is de maatschappij nog steeds niet helemaal gewend aan dit fenomeen. Daarbij kan ik genoeg maatschappelijke discussies aanhalen, maar laat ik als fiscalist vooral mijn plek kennen en mij enkel richten op het fiscale.

Zonnepanelen zorgen namelijk  - nog steeds –  voor hoofdbrekens in het fiscale recht. In een betrekkelijk korte periode (althans, als je een tijdsspanne bedenkt vanaf 1989) heeft de rechter zich twee keer uitgesproken over de afschrijvingsmogelijkheden van zakelijke gekochte zonnepanelen.

Kosten zijn aftrekbaar van de winst. Over een lagere winst betaal je minder belasting. Een grote investering dien je niet in één jaar in aftrek te brengen van je winst, maar die aftrekpost dien je te spreiden over de verwachte gebruiksduur (ofwel de ‘economische levensduur), minus de verwachte restwaarde. Dit wordt bedoeld met afschrijving. Daarbij geldt doorgaans: hoe sneller en meer je fiscaal kunt afschrijven, hoe voordeliger (minder belasting).

De afschrijving wordt fiscaal wel begrenst. Een vrij algemene begrenzing is dat er rekening moet worden gehouden met een economische levensduur van tenminste vijf jaar. In specifieke situaties wordt de afschrijving fiscaal verder beperkt. Dat is bijvoorbeeld zo bij gebouwen, inclusief alle aanhorigheden, welke je slechts mag afschrijven totdat de bodemwaarde is bereikt. Die bodemwaarde is een fiscale term voor de ondergrens, wat is gekoppeld aan de WOZ-waarde van dat gebouw.

In 2019 heeft Hof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarbij de economische levensduur van de zonnepanelen werd gesteld op 20 jaar. Dat vind ik vrij lang, gezien de – nog steeds – snelle ontwikkeling van dergelijke panelen. Kijk maar naar de familie Sjoerdsma: hun 64 (!) zonnepanelen zijn na 26 jaar vervangen voor 8 (!) zonnepanelen met ten minste eenzelfde opwekvermogen.

Nu heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april jl. aangegeven dat zonnepanelen zijn aan te merken als onderdeel (aanhorigheid) van een gebouw, ook al liggen die zonnepanelen bovenop de bestaande dakbedekking (niet-geïntegreerd dus). Daarmee zou voor die zonnepanelen ook de hiervoor genoemde bodemwaarde gelden en zou er minder kunnen worden afgeschreven op die zonnepanelen.

Ik vraag mij af of deze zienswijze in hoger beroep stand houdt. Allereerst is het zo dat het begrip gebouw in de wet inkomstenbelasting niet is gedefinieerd. Voor die definitie heeft een (overwegend) fiscaal georiënteerde rechtbank zich dus gewaagd in het civiele recht. Daarmee begeeft de rechtbank zich dus enigszins op glad ijs als je het mij vraagt.

Bovendien valt er ook genoeg te stellen voor de zienswijze dat (niet-geïntegreerde) zonnepanelen géén onderdeel van een gebouw vormen en de afschrijving wat dat aangaande dus niét worden begrenst door de bodemwaarde. We zullen zien wat de toekomst brengt en tot die tijd kennen we in het fiscale recht gelukkig ook de leer van het pleitbaar standpunt.

Bij de familie Sjoerdsma bleef het licht branden, zelfs toen het dorp werd getroffen door een elektriciteitsstorting. Je kunt je echter voorstellen dat bij mij wel het licht uit ging, na het lezen van bovenstaande uitspraak.