2025: box 3-heffing op basis van werkelijk rendement
Nieuws - 13 juli 2022

2025: box 3-heffing op basis van werkelijk rendement

Al eerder hebben we gemeld dat het kabinet voornemens is om vanaf 2025 belasting te gaan heffen over het werkelijk rendement in box 3. Dat is het geval omdat de Hoge Raad op 24 december 2021 het arrest over box 3 heeft gewezen.

Vermogensaanwasbelasting
Het kabinet pleit voor een vermogensaanwasbelasting waarbij jaarlijks belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten) en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerend goed). Het voordeel van zo'n regeling is volgens het kabinet dat langdurig uitstel van belastingheffing wordt voorkomen.

Nieuwe stelsel geldt in principe voor alle vermogensbestanddelen die nu in box 3 zitten
Het uitgangspunt is dat het nieuwe stelsel zal gaan gelden voor alle vermogensbestanddelen die in het huidige box 3 stelsel vallen. De gegevens met betrekking tot spaar- en beleggingsproducten zullen veelal jaarlijks aan belastingplichtigen worden verstrekt door financiële instellingen via een financieel jaaroverzicht. 

Onroerende zaken en werkelijk rendement
Bij onroerende zaken is de heffing op basis van werkelijk rendement ingewikkelder. Daarom is in het coalitieakkoord afgesproken dat de waardeontwikkeling van onroerende zaken aanvankelijk nog forfaitair zal worden belast. Achtergrond hiervan is dat de benodigde gegevens niet voldoende beschikbaar of geschikt zijn om de waardeontwikkeling te belasten. De WOZ-waarde op de waardepeildatum van 1 januari van het belastingjaar, die voor veel onroerende zaken in box 3 van toepassing is, wordt pas na afloop van het belastingjaar vastgesteld door middel van een WOZ-beschikking. De waarde op 1 januari en 31 december is daardoor te laat beschikbaar om de belastbare waardemutatie in het belastingjaar te kunnen vaststellen. Onderzocht zal moeten worden welke andere gegevens eventueel via ketenpartners beschikbaar kunnen komen. Maar het uitgangspunt is wel dat zo snel als mogelijk de overstap wordt gemaakt naar werkelijk rendement in plaats van het forfaitaire rendement.

Hoogte forfaitair rendement
Het tijdelijk toe te passen forfait wordt gebaseerd op het rendement van uitsluitend onroerende zaken en benadert volgens het plan het daadwerkelijk op de onroerende zaken behaalde rendement.

Saldering bezittingen en schulden
Er komt een andere behandeling van schulden welke tot gevolg dat schulden en bezittingen niet meer mogen worden gesaldeerd. Het zal dus niet meer mogelijk zijn voor belastingplichtigen om de waarde van hun bezittingen, waaronder onroerende zaken, in box 3 te salderen met de waarde van hun schulden in box 3. De verschuldigde rente is als positief inkomen belast bij de schuldeiser en als negatief inkomen aftrekbaar bij de schuldenaar. Een af- of opwaardering van een vordering leidt enkel bij de schuldeiser tot een vermogensmutatie. 

Verliesverrekening
In een stelsel op basis van werkelijk rendement is het mogelijk dat belastingplichtigen in sommige jaren verlies lijden in box 3. Dit betekent dat nagedacht moet worden over verliesverrekening. Rekening houdend met de systematiek van de inkomstenbelasting, waarin het inkomen wordt verdeeld over de verschillende boxen, ligt het voor de hand om de verliesverrekening zo vorm te geven dat verliezen uitsluitend kunnen worden verrekend met de box 3 inkomsten uit andere jaren. Een verlies in box 3 kan dan dus niet verrekend worden met inkomsten uit box 1 of box 2.

Heffingvrij vermogen
In het huidige box 3 stelsel wordt een forfaitair rendement berekend over de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen. In een stelsel van werkelijk rendement is het toepassen van een heffingvrij vermogen complex. Immers, de verschillende vermogensbestanddelen in box 3 kunnen allemaal een verschillend werkelijk rendement hebben. Over de hoogte van het heffingvrije inkomen moet nog besluitvorming plaatsvinden.

Welk tarief
Voor de vormgeving van het tarief zijn meerdere opties bekeken zoals een proportioneel tarief of een progressief tarief. Over de vormgeving en de hoogte van het tarief moet nog besluitvorming plaatsvinden.

Gegevenslevering door en aan ketenpartners
In een stelsel op basis van werkelijk rendement zijn meer gegevens nodig dan in het huidige forfaitaire stelsel. Daarom vindt regelmatig overleg plaats met banken en verzekeraars over het nieuwe box 3-stelsel en de gegevenslevering aan de Belastingdienst. Nader onderzocht moet worden welke gevolgen een overgang naar een heffing op basis van werkelijk rendement heeft op deze gegevenslevering en hoe deze gegevenslevering door de Belastingdienst aan andere uitvoeringsinstanties ook in het nieuwe systeem gewaarborgd kan worden.

Overige onderwerpen
Naast de hierboven beschreven hoofdlijnen komt een groot aantal meer technische vraagstukken op bij het omvormen van box 3. Hier wordt momenteel aan gewerkt zodat deze kunnen worden meegenomen in de conceptwetgeving. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan de onderstaande onderwerpen:

  • onzakelijke elementen bij het belasten van het werkelijke rendement;
  • verhouding met de schenk- en erfbelasting bij kwijtschelden van vorderingen;
  • liquiditeitseffecten bij heffing over niet-gerealiseerde waardemutaties;
  • bestanddelen die gesplitst zijn in blooteigendom en vruchtgebruik;
  • arbitrage-effecten die optreden door de gewijzigde verhouding waarop inkomsten uit vermogen worden belast ten opzichte van andere regimes, zoals box 2;
  • positie van binnenlandse belastingplichtigen met vermogen in het buitenland of buitenlandse belastingplichtigen;
  • de gevolgen van persoonlijke omstandigheden zoals het aangaan en beëindigen van een fiscaal partnerschap, overlijden en migratie.

Tweede Kamer wil liquiditeitsproblemen voorkomen in vermogensaanwasbelasting
De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de uitwerking van de vermogensaanwasbelasting in kaart te brengen welke opties er zijn om liquiditeitsproblemen te voorkomen. Belastingheffing over de ongerealiseerde waardeontwikkeling kan leiden tot situaties waarin burgers niet over voldoende liquide middelen beschikken om de aanslag over de ongerealiseerde waardeontwikkeling te voldoen. Als oplossing wordt gedacht aan betalingsregelingen of de mogelijkheid tot verrekening over de jaren. Een motie van die strekking is op 7 juli jl. aangenomen.

Heden (2023 en 2024): spoedwetgeving
Om weer goed belasting in box 3 te kunnen heffen in 2023 en 2024, is spoedwetgeving nodig. Het kabinet stelt voor om deze spoedwetgeving aan te laten sluiten bij de uiteindelijke vormgeving van het rechtsherstel. Er is nog onderzocht of het mogelijk is per 2023 een vermogensbelasting in te voeren, maar dit was uitvoeringstechnisch niet haalbaar. Een tijdelijke vermogensbelasting is niet logisch wanneer vanaf 2025 het werkelijk rendement op basis van vermogensaanwas belast gaat worden.